Zeeland Vlissingen – Beursgebouw

Het beursgebouw in Vlissingen in de provincie Zeeland  is gevestigd op het Beursplein. Dit gebouw, in renaissancestijl, werd opgericht in 1635 in de Hollandse renaissancestijl, op de plaats van het oorspronkelijk beursgebouw uit 1540.
zeeland-vlissingen-beursgebouw-1

Het was gelegen aan een toegangsweg naar de Westerschelde, het plein aan de aangrenzende Smallekade was toen nog een kanaal. Lees verder

Zeeland Vrouwenpolder – Neeltje Jans – Oosterscheldekering

zeeland-vrouwenpolder-neeltje jans-stormvloedkering-16Neeltje Jans is als werkeiland een onderdeel van de Oosterscheldekering. Na het voltooien van de Deltawerken is er op Neeltje Jans een informatie- en attractiepark geopend. In het informatiecentrum is een expositie over de Deltawerken te zien met (visuele) informatie. Lees verder

Zeeland Middelburg – Stadhuis

Het Stadhuis van Middelburgs een stadhuis in laat gotische stijl gelegen aan de Markt in Middelburg. De bouw begon in 1452 geleid door meerdere generaties van de Vlaamse architectenfamilie Keldermans en duurde tot 1520. Het stadhuis heeft een façade met gotische vensters, rood-witte luiken, torentjes en vijfentwintig beelden van Zeeuwse graven en gravinnen. Lees verder

Zeeland Vlissingen – Standbeeld Michiel de Ruyter

zeeland-vlissingen-admiraal de ruyter-2Het standbeeld van Michiel de Ruyter staat op Boulevard de Ruyter in zijn geboorteplaats Vlissingen. Het standbeeld uit 1841 is van de hand van de Vlaamse beeldhouwer Louis Royer. Op het beeld is De Ruyter te zien, staande op een scheepsdek met de rug naar het stuurwiel, met een kijker in de hand en de andere hand in de zij. Lees verder

Zeeland – Oosterscheldekering

De Oosterscheldekering is een waterkering in Nederland. Het is het grootste onderdeel van de Deltawerken. Het is tevens een 9 kilometer lange wegverbinding tussen Schouwen-Duiveland en Noord-Beveland, deel van de N57. Lees verder

Zeeland Middelburg – Sint-Jorisdoelen

Op Balans 25 in Middelburg vinden we de Vlaamse gevel van de Sint-Jorisdoelen. Op de gevel van de Sint-Jorisdoelen prijkt trots het jaartal 1582. Het gebouw van de voetboogschutters raakte in mei 1940 volledig verwoest.

De gevel werd in oude luister herbouwd en wordt bekroond door Sint-Joris en de door hem overwonnen draak.

Zeeland Middelburg – Koepoort

Van de middeleeuwse stadsmuren in Middelburg zijn geen restanten bewaard gebleven. Ook de Dampoort en de Noordpoort werden afgebroken. Alleen de Koepoort, meer sier- dan stadspoort, bleef gespaard.

zeeland-middelburg-koepoort-1

Deze  poort werd in 1735 gebouwd in Lodewijk XIV-stijl. De Koepoort heeft aan vier zijden natuurstenen pilasters en een dakversiering met trofeeën en vazen

Zeeland Middelburg – Molen De Hoop

Molen De Hoop is een voormalige koren- en pelmolen aan het Vlissings Bolwerk in  Middelburg in de Nederlandse provincie Zeeland.

 

De molen werd in 1735 als pelmolen gebouwd. Na brand in 1753  werd De Hoop in 1755 hersteld als koren- en pelmolen. Waarschijnlijk werd de molen iets lager hersteld, hetgeen het wat ‘dikke’ uiterlijk van de molen bepaalt. De molen bleef tot 1920 op windkracht in bedrijf, in dat jaar werd het binnenwerk uitgebroken. De molen werd vervolgens omgebouwd tot meelfabriek waarbij een elektromotor het werk overnam. Als gevolg van oorlogshandelingen in 1940 werd De Hoop zwaar beschadigd. In 1948 kwam hij in eigendom van de gemeente Middelburg. In 1954 werd de molen als stilstaand monument gerestaureerd. Pas in 1988 volgde een uitgebreide restauratie waarbij de molen weer draaivaardig werd, het binnenwerk keerde niet terug.

De roeden van de molen hebben een lengte van circa 24,80 meter en zijn voorzien van het oudhollands hekwerk met zeilen

Zeeland Domburg – Stadhuis

Het Stadhuis van Domburg is sinds het opgaan van Domburg en Oostkapelle in de gemeente Veere niet meer als overheidsgebouw in gebruik. Het is als zodanig gebouwd in 1567 voor rekening van de stad Domburg op de plaats waar eerder ook een stadhuis had gestaan. Het gebouw heeft in ieder geval sinds de publicatie van een plaat van Domburg door Smallegange in 1696 geen grote veranderingen ondergaan. Wel is de voorgevel in 1822 opnieuw opgebouwd. In latere jaren hebben aan de oostelijke en noordelijke zijde aanbouwen plaatsgevonden.

Het torentje was al in de 16e eeuw van een uurwerk voorzien. De bel die in het torentje hing in 1913 en wellicht dezelfde is als de bel die er nu hangt werd door de stad in 1749 in Amsterdam aangeschaft en had het randschrift Hendrik Kemper, Amsterdam, 1725. In 1912 is een nieuw uurwerk geïnstalleerd van B. Eijsbouts uit Asten in Noord-Brabant. Omdat de veel zwaardere en dus goed te onderscheiden kerkklok op het halve uur slechts eenmaal slaat, is het uurwerk van het raadhuis gemaakt om alleen op het halve uur en wel voluit te slaan. Zo wist men welk half uur het was.

Op het torentje bevindt zich een windwijzer met het wapen van Domburg met aan weerszijden een meerman.

In het raadhuis hing in de burgemeesterskamer het schilderij van een ongeboren walvis, die nadat zijn moeder op 4 december 1783 bij het Domburgse strand was gevangen en voor spek versneden, werd tentoongesteld in Middelburg als een ‘wonder vis, een vis die nooit geboren is, een vis van honderd twaalf pond, heeft nog geen tanden in zijn mond.’ Volgens de tekst op het schilderij ging het om een cachelot ofwel een potvis waarvan de moeder 8000 pond gewogen had. Zowel de afbeelding als de genoemde gewichten maken duidelijk dat het in werkelijkheid een orka geweest moest zijn.

Vroeger hing aan het stadhuis een zware steen met ketting, zoals te zien is op een gravure die werd opgenomen in Bachenie, Vaderlandsche geographie (1791). Volgens artikel 43 van de ‘voorboden’ was hij bedoeld voor het tuchtigen van ruziënde vrouwen. Zij moesten dan geketend aan de steen een rondje door het dorp maken. Hij zal in 1822 wel verdwenen zijn toen het schavot en de geselpaal die op de zolder van het stadhuis werden bewaard tot brandhout bestemd werden.

Na de hervorming van het gemeentelijk bestuur aan het begin van de 19e eeuw is het ‘stadhuis’ een ‘raadhuis’ geworden.

(bron: wikipedia)

 

 

Zeeland Veere – Adrianus Valerius

Adrianus Valerius, gelatiniseerde versie van Adriaen Valéry, ook Adriaen Valerius (Middelburg tussen 1570-1575-Veere op 27 januari 1625) was een Nederlandse dichter en componist. Valerius kennen we tegenwoordig het best dankzij zijn gedichten over het land- en burgerleven en zijn geuzenliederen die verhalen over de Tachtigjarige Oorlog.

De ambenaar en mandaathouder

Valerius werd geboren als zoon van de uit Frankrijk afkomstige François Valéry, een welgestelde notaris en douaneambtenaar die in 1592 een betrekking werd verleend als gerechtelijke klerk bij Pieter van Reigersbergh, burgemeester van de stad Veere in Zeeland.. Zes jaar later wordt Adriaen Valerius benoemd tot douane- en tolcontroleur van Veere, wat het begin markeert van een briljante loopbaan als burger en patriciër in deze stad. Na zijn huwelijk met de dochter van de burgemeester in 1605, promoveerde hij tot belastingontvanger. Later werd hij lid van de gemeenteraad en burgemeester van Veere.

Nederlandtsche gedenck-clanck

Als niet geheel onverdienstelijk presterende dichter droeg Valerius met anderen bij tot de belangrijke bundel, de Zeeusche Nachtegael, die in 1623 is uitgegeven.

Zijn belangrijkste werk is evenwel de verzameling geuzenliederen, met melodische notatie, gepubliceerd in zijn Nederlandtsche gedenck-clanck, die handelen over de Tachtigjarige Oorlog. Die oorlog liep van 1568 tot 1648 en Valerius geeft derhalve de stand van zaken tot kort voor zijn overlijden, aangezien de bundel een jaar later, in Haarlem in 1626 verschijnt door de goede zorgen van zijn zoon François. Doordrongen van de calvinistische moraal en van een chiliastische levensbeschouwing, was het een bij uitstek militant anti-katholiek en anti-Spaans pamflet. De bundel bevat het verhaal van de opstand, aangevuld met, naast de enkele door hem bewerkte geuzenliederen, voornamelijk zelf gedichte liederen. De liederen, steeds gedicht op bestaande maar door Valerius soms aangepaste en voorts zelfs van een versie in tabulatuur voor  luit en citer voorziene melodieën, beleefden een kortstondige populariteit maar raakten daarna in de vergetelheid, om vanaf het einde van de 19e eeuw weer geliefd te worden als vaderlandse liederen. Het allerbekendste lied uit de bundel is het Wilhelmus, dat een ouder geuzenlied is waarvan de oorsprong tot het begin van de opstand teruggaat. Het zou uitgroeien tot het nationale volkslied van Nederland en zou daarmee het oudste officiële of officieuze volkslied van een in de Verenigde Naties vertegenwoordigde staat zijn. Voorts zijn onder meer Merk toch hoe sterck en Waer dat men sich al keerd of wend nog heden ten dage goed bekend. De melodieën haalde Valerius uit het toen in omloop zijnde populaire repertoire van Nederlandse liederen maar ook van liederen en dansen van Engelse, Franse, Italiaanse, Duitse en zelfs Spaanse oorsprong.

Populariteit van Valerius Gedenck-Clanck in de Nederlanden

Valerius’ Gedenck-clanck belandde kort na de verschijning in de vergetelheid tot het nationalistische reveil van de 19e eeuw er weer aandacht aan schonk. Valerius’ geschiedkundige betekenis ligt niet in de eerste plaats in zijn dichterlijke kwaliteiten, die tegenwoordig als gekunsteld worden ingeschat, noch in het oorspronkelijke karakter van een werk dat als een afgeleide van een stilistische canon wordt ingeschat. Veeleer is zijn bundel de spiegel van zijn tijd en van de toenmalige zeden. De bundel is doordrongen van een uitgesproken vaderlandslievend Nederlands identitair gevoel; het maakt zijn werk tot een favoriet symbool in troebele tijden, bijvoorbeeld tijdens de Duitse bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog, wanneer het door het verzet wordt geadopteerd.

Verschillende liederen uit Valerius’ Gedenck-Clanck werden opgenomen in de liedbundel Kun je nog zingen, zing dan mee (eerste druk in 1906). Dit liedboek was zeer populair en werd de hele twintigste eeuw herdrukt. Hierin staan onder meer de liederen ‘Al uwe boos’ aneslagen’, ‘Geluckig is het Land, Dat God de Heer beschermt’, ‘G’lijck den grooten rapsack vloot den Speck verbaest’, ‘Heer, die uw tent in de hemelen spreidt’, ‘Laet sang en spel, tambour en fluyt nu klinken tot Gods eer’, ‘Merck toch hoe sterck’, ‘O Nederland! let op u seak’, ‘Stort tranen uyt, schreyt luyde’, ‘Waer dat men sich al keerd of wend’ en ‘Wilt heden nu treden voor God den Heere’.

(bron: wikipedia)