“Hoe krijg je hem omhoog bij zo ‘n jong meisje” – Karin Smalbil

de fontein, contact gewenstDonderdag diende in de rechtbank een verkrachtingszaak. Dat wil zeggen: Zou dienen. Ware het niet dat de verdachte, na behoorlijk en herhaaldelijk oproepen niet verscheen. Ook zijn advocaat was niet aanwezig. Dat is niet zo netjes en heel vervelend voor het wachtende slachtoffer van nu 23 jaar.

 

De verdachte is gematcht met een DNA profiel waardoor hij kon worden opgepakt. Het OM heeft de verdachte opgeroepen op zijn adres. Dat adres klopt. Hoewel, hij woont nu tijdelijk ergens anders. Hij zit in een gevangenis in Breda. Hij zit dus alweer vast voor een ander delict. Zo gaat dat als we niet snel en juist handelen. Dan flikken ze het een na het ander. De zaak wordt binnen nu en een maand of twee, drie opnieuw behandeld. Zo ’n haast is er niet. De man zit vast immers. Dat doet me denken aan deze zaak.

2012. Interview met een verkracht meisje van 13.

Vijf jaar TBS met dwangverpleging krijgt hij voor de ontvoering en de verkrachting van een 13-jarig meisje. Ik noem haar Iris. Fris jong ding met een enorme bos donkere krullen en donkere ogen. Er zit iets van angst in. Nog steeds. Ze is nu 14 jaar jong. Heeft meegemaakt wat geen enkel meisje of vrouw wil meemaken. Haar vader kijkt naar haar en dan naar mij. “Laat mij maar niet met hem alleen, ik heb maar tien tellen nodig.” Duidelijke taal van een woedende maar ook verdrietige vader. “Is toch veels te weinig, vijf jaar? TBS? Laat me niet lachen. Gaan ze hem nog onderzoeken ook. Nou daar heb je geen vierhonderd euro kostende psycholoog voor nodig, dat weet ik je wel te vertellen. We hebben zulke gasten op de kost, man. Dag in dag uit. Met een beetje goed gedrag loopt hij er zo weer en grijpt ie de volgende. Maar ik kan je vertellen; ik weet alles van de zaak. Mocht de klootzak vrijkomen, -even onder ons- dan is ie van mij. Lees je dan op jullie nieuws –site: ‘Vader steekt verkrachter van dochter dood’, dan weet je in welke hoek je het moet zoeken.”

Iris zwijgt. Lacht niet. Ze fietst die ochtend alleen naar school. Dat doet ze nooit. Haar vriendin Marijke fiets altijd mee. Toch een beetje een naar stuk, vooral de donkere winterochtenden. Marijke stuurt deze ochtend een bericht dat ze ziek is, Iris gaat alleen. Het is februari 2011.

Het fietspad naast de weg. Aan de ene kant bos en aan de andere kant een kanaal. Het is een vrij lang stuk maar er is goed zicht. Bomen zijn kaal. Iedereen die er langs rijdt zou opvallende handelingen moeten kunnen zien. Een witte auto staat in het bos met de kofferbak naar de weg. Iris ziet de auto maar vermoedt niets. Ineens wordt ze bij haar jas gegrepen en van de fiets gerukt. Haar handschoenen vallen af en haar tas blijft achter het stuur haken. Over de grond sleurt een man met bivakmuts haar richting de witte auto. Hij stompt haar nog twee keer op haar hoofd. Gillend van de pijn voelt ze hoe ze in de kofferbak wordt gedrukt en hoe haar handen worden vastgebonden met touw. Haar ogen worden afgeplakt met wit tape.

Na vier uur lang misbruik, verkrachting en geweld drukt de bivak man haar weer in zijn auto en rijdt met haar naar dezelfde plaats waar hij haar ook van haar fiets rukte. Bont en blauw ligt ze daar naast het kanaal, geblinddoekt. Haar handen vastgebonden. Ze houdt zich dood. Net zolang tot de ze de auto niet meer hoort. Daarna wrikt ze zich los en ziet ze waar ze is. Lopen gaat niet meer. Een hond komt op haar af. Likt haar in het gezicht. De eigenaresse roept de hond en Iris gilt om hulp.

Eenmaal op het bureau aangekomen mag de verstijfde vader zijn dochter niet omhelzen in verband met belangrijke sporen. Lijkbleek zit Iris daar. Rechercheurs doen hun best het arme kind niet teveel te belasten met vragen maar snelheid is geboden, dan is de pakkans het grootst. Iris verklaart dat hij haar dreigde met een hamer. Ze staat de rechercheurs te woord en is verbluffend sterk in het vertellen wat er allemaal met haar is gebeurd. Lichamelijk onderzoek volgt, DNA wordt gevonden. Ze verklaart dat ze bij het binnenlopen van het het pand een inrit opliepen met een soort van grint. Het knarste. Ze kon het niet zien. Dat ze vogelgeluiden hoorde op de achtergrond en dat hij tussen de brute aanvallen belde met ene Peter wordt de verdachte fataal, een week later pakken ze de man met de hamer op. Een mager mannetje met vet haar. Woonde tot zijn dertigste nog bij zijn moeder thuis en moeder was die dag op stap.

Iris haalt iets te drinken en vraagt of ik zo genoeg heb. Ja, dat heb ik. De vader is nog niet klaar met zijn verhaal. “Heb je kinderen?” vraagt hij. “Dan weet jij wel hoe dit is, die eeuwige angst. Nou, ik wil je vertellen; elke nacht komt hij bij mij in de slaapkamer. Maar dr komt een dag. Er komt een dag.”

Door de ramen zie ik Iris naar de stoep lopen. Ze praat met vriendinnen op straat. Opgelaten komt ze binnen en vraagt aan vader of ze nog even met de meiden mee mag naar het centrum. “Als je maar weet dat je nergens alleen bent.”, zegt hij. “Nergens.”

Iris knikt. Begrijpt alles. Zij wil ook nergens alleen zijn. Alleen zijn betekent pijn voelen. Van onderen. Altijd nog.

Of ik wel eens in Vught ben geweest, bij de TBS kliniek. Ik knik. “Daar zit hij.” Ik knik weer. Dat weet ik. “Als vader mag je daar niet naartoe. Da’s toch raar, niet? Hij grijpt je dochter op de meest kwetsbare plek en dan mag je niet met hem praten?” Op de vraag wat hij hem zou willen vragen is de woest getatoeëerde man stil.

“Ik heb voor ik hem doodmaak maar één vraag zegt hij met trillende kin: “Hoe de geesteszieke zak hem omhoog kreeg bij mijn jonge dochter.”

Bron: Karin Smalbil

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *