Groningen van toen | deel 72

Herinneringen aan de asemmers met vuil

Bij het lezen van een bericht uit 1971 kwam een gebeurtenis uit 1962. Ik zat destijds op de openbare ULO Cort van der Linden, aan de Violenstraat in Groningen. De school was vernoemd naar een burgemeester van Groningen die in 1932 was benoemd en in 1942 een aantal jaren aan de kant werd gezet en vervangen door een NSB-burgemeester om na de Tweede Wereldoorlog vervolgens weer enige tijd zijn ambt te vervullen. Het bleek een statige man te zijn geweest.

Statig was ook de entree naar de school waar iedere ochtend gekleed in hetzelfde blauwe strakke pak het hoofd der school een ieder – boos kijkend – begroette en verwees naar het binnenplein waar de pauzes plaatsvonden maar ook de fietsenstalling was gevestigd. De heer Van der Zee, je kon er beter niet mee in aanraking komen en voor mij zeker niet aangezien hij vaste klant was in de kapperszaak van vader Knot.

De Cort van der Lindenschool was een van de openbare ULO’s in de stad die lang niet alle faciliteiten bezat om te spreken over een volwaardige school. Zo was er geen eigen gymnastiekruimte waardoor de gymlessen in een gehuurde ruimte plaatsvonden in een gebouw in de Violenstraat waar niet alleen gymruimten aanwezig waren maar ook de Padvinderij – zoals het toen in de volksmond heette – een eigen plek had.

In de eerste klas van de ULO was er voor de gemengde klassen eens in de 14 dagen ruimte voor verfijnd handwerken, dat voor de jongens en meisjes in een gezamenlijke klaslokaal plaatsvond. Werken met draad en naald of pitriet behoorden tot de taken. De andere week was er ruimte voor handenarbeid onder leiding van de heer Leutscher. Die was echter niet verbonden aan de Cort van der Lindenschool en dus dienden de jongens – al dan niet per fiets – zich te verplaatsen naar het handenarbeidlokaal gelegen aan de Pioenstraat.

Het was de tijd dat nog lang niet elke jongere een eigen fiets had en dus dienden de fietsen te worden gedeeld of per voet de afstand te worden afgelegd, snel al zo’n 3,5 kilometer. Dit betekende voor de wandelende leerlingen vaak een verlies van een deel van de twee uur durende handenarbeid, Gelukkig ging dus een deel achter op de fiets van een klasgenoot mee.

Het was de tijd van de ijzeren asemmers, zoals de vuilnisemmers destijds werden genoemd, waar het gemengde vuil wekelijks in aan de weg kwam te staan. De Groninger Reinigingsdienst zorgde voor het leeghalen. En de asemmer werd dan vervolgens een volgend doel nadat de handenarbeidles ten einde was gekomen. Vanaf de Oliemuldersweg, Vinkenstraat, het Bodenterrein en de Bloemstraat werd de weg terug gefietst naar de Violenstraat. Daarbij werd soms door een aantal klasgenoten ook halverwege de Bloemstraat de afslag genomen naar het toenmalige Jodenkampje.

Wat gebeurde er tijdens de route? Diegenen die achterop de fietsen zaten maakten er een competitie van om te scoren en wel door per persoon tijdens voornoemde route zoveel mogelijk asbakken om te trappen. Dat ging weken goed met veel troep op de stoepen en verbaasde en kwade bewoners. Uiteraard werden er klachten ingediend bij niet alleen de Gemeente Reiniging maar ook bij de Gemeente Politie, met toen nog de het Hoofdbureau van Politie aan het Martinikerkhof. Daar stonden, als je er langs liep, vaak de witte Volkswagens, de motoren met zijspan en de blauwe tax. Een grote politieauto waarin je beter niet kon zitten.

Op een van de bewuste fietstochten terug naar de Violenstraat ging het goed mis toen een blauwe tax de smalle uitgang van het Jodenkampje had geblokkeerd. Liefst 6 van de klasgenoten mochten plaatsnemen in de politiewagen, waaronder ikzelf. Gelukkig werden we niet naar het politiebureau gereden maar naar de school in de Violenstraat. Tactisch gezien een goede actie daar de andere scholieren, die niet via het Jodenkampje waren gereden, inmiddels ook op het schoolplein waren gearriveerd. Uiteraard was de heer Van der Zee die onder de jongeren vaak ‘zeefje’ werd genoemd (zijn voornaam was Eef) snel aanwezig en na overleg met de dienders werd besloten niet tot vervolging over te gaan maar vanuit school een juiste straf in te stellen. Zes weken lang op de vrije dinsdag- en donderdagmiddag terugkomen op school en telkens 1000 strafregels schrijven: ‘Ik mag onderweg terug naar school geen asemmers omtrappen.’ Met dubbele pennen schrijven was verboden.

Ik dacht even terug aan deze herinnering uit mijn jeugd toen ik het bericht in de krant van maandag 5 april 1971 teruglas waarin werd meegedeeld dat er een einde zou komen aan de asemmers in de gemeente Groningen en dezen zouden worden vervangen door plasticzakken. Men wilde het in het najaar overgaan tot de invoering, maar was men zich wel bewust dat er nog het nodige diende te worden vergaderd om tot de overgang te komen?

Zo diende er nog met de betrokken raadscommissies tot overeenstemming te worden gekomen tot invoering van het plastic. Zo was er het onderwerp van reinigingsrechten, de distributie van de speciale plasticzakken, wijziging van gemeentelijke voorschriften en schema van de afhaalbeurten die gespreksonderwerp dienden te zijn.

De Burgemeester en wethouders hadden in maart van dat jaar al in principe besloten dat het vervangen van de asemmers diende door te gaan in voordeel van plasticzakken. De vraag bleef echter in eerste instantie of de zakken aangeleverd dienden te worden door de gemeenten dan wel via verkoop in zelfbedieningszaken. Er was al op een eerder moment voor  invoering van de plasticzakken gepleit, maar de Vuil Afvoer Maatschappij (VAM), voorzag problemen bij de verwerking van de plasticzakken.

De directie van de onderneming was van mening dat een gedegen afhandeling van het vuil alleen kon plaatsvinden als bij storting de plasticzakken geheel ‘kapot waren gemaakt.’ Om aan die eis te kunnen voldoen, werd vervolgens door de gemeente een aantal vuilniswagens aangeschaft dat tot vernietiging van de zaken in staat was. Maar ook was er een punt dat er het overstortstation, dat gepland was aan de Verlengde Lodewijkstraat in Groningen, nog niet gerealiseerd was. Die zou dienen te komen in de plaats van een verbrandingsoven die ter plekke al jaren actief was en waardoor het vuil in de toenmalige toekomst kon worden afgevoerd naar een terrein in het Drentse Wijster.

Het kwam allemaal goed. De locatie aan de Lodewijkstraat is er al jaren niet meer, de plasticzakken zijn al vele decennia op de meeste plekken vervangen door containers voor gescheiden vuil of er wordt gebruik gemaakt in Groningen van ondergrondse containers. En hoe liep het af met de afhandeling van een strafbaar feit voor de schrijver van deze herinnering? Hij heeft een blank strafblad gehouden en is nooit meer in aanraking gekomen met de politie.

Bron: Hans Knot

Kijk mee naar een film over de Groninger Reiniging Maatschappij:

Eén gedachte over “Groningen van toen | deel 72

  1. Ik zat van 1962 tot 1966 op de Cort vd Linden MULO Mooie tijd!
    Ik was ook padvinder. De padvinderij zat niet in het gym gebouw. Ze zaten in het “jeugdgebouw”, dat tussen het gymgebouw en de Nieuwe Ebbingestraat stond. Daar was de heer Schipper de baas. Hij huisde in een hokje onder de trap.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *