Groningen van toen | Deel 90 Leven met regels in het Remonstrantsch Gasthuis

In de stad Groningen is een groot aanbod aan zogenaamde hofjes. Een mooie samenstelling van kleine huisjes die in een binnenplaats staan, vaak omringd door volop groen. Hofjes die in een lang verleden vooral werden gebouwd met als doel alleenstaanden, wezen, en zieke stadsgenoten een onderdak te verschaffen. Tal van mooie boekjes zijn over dit onderwerp geschreven. Ook de diverse woningbouwcoöperaties hebben zich in de laatste halve eeuw ingezet om een deel van deze hofjes te restaureren. Ze bevinden zich zowel binnen als buiten de oude stads grachtenring.

Een feest om stadswandelingen te maken en bezoekers van Groningen, die niet bekend zijn met de geschiedenis, kennis te laten nemen met deze hofjes, die vaak onzichtbaar zijn voor de voorbijgangers en waar de bewoners in heerlijke stilte hun tijd kunnen doorbrengen. Maar het kan ook wel eens goed misgaan als het om het beleid in zo’n hofje gaat. Regel is regel, waarvan niet afgeweken kon worden. Ik neem je mee naar de maand mei 1971.

Het gaat om het beleid, ruim vijftig jaar geleden, dat werd gevoerd door het bestuur van het Remonstrantsch Gasthuis. Dit hofje is gelegen aan de Noorderbinnensingel, een zijstraat van de Nieuwe Ebbingestraat en ten westen van de daar het nog immer aanwezige prompte gebouw, dat eens dienst deed als watertoren.

Voorheen heette de straat trouwens de Boteringe Poortwal. De inwoners van het hofje waren destijds gebonden aan tal van regels waaraan men diende te voldoen, waarbij soms een oog dicht werd gedaan vanuit het bestuur om een bewoner tevreden te houden.

Destijds was in het gasthuis op nummer 11 mej. Timmer woonachtig, die bekend stond als enige hondenbezitster in het huisjescomplex. Dit was echter tegen de regels van het betreffende bestuur in want er was totaal geen mogelijkheid in het hofje welk dier dan ook in huis te hebben. Ook niet als het ging om een gasthond. Voornoemde dame diende zich zelfs via de kantonrechter te verdedigen en de regelgeving vanuit het bestuur gaf destijds de nodige ophef onder de bewoners, buurtgenoten en later de lezers van de regionale kranten, waarin de problemen werden beschreven. Jammer genoeg voor de dame, die dus een gasthond in huis had, werd het bestuur, de Stichting van de Remonstrantsch Gereformeerde Gemeente, in het gelijk gesteld.

Het bleek dat Timmer het hondje twee jaar eerder in huis had genomen nadat de eigenaresse in het ziekenhuis was opgenomen. Ze had ook zorg gedragen voor toestemming, die ze verkreeg van de toenmalige voorzitter de Wit, die op haar verzoek een uitzondering wenste te maken op de regel dat in de huisjes binnen het hofje het houden van  huisdieren als honden, poezen, vogels of welke dieren dan ook verboden was te houden, zonder eventuele toestemming van het bestuur.

De hond, die Timmer in huis had, Jesco genaamd, kon echter niet terug naar de eigenaresse daar haar toestand verzwakte en zij diende te worden opgenomen in een verpleegtehuis. Op een bepaald moment kreeg de dame in 1970 bezoek van de nieuwe voorzitter, de heer E. B. Ebels, die getipt was door een medebewoner dat Timmer niet aan de regels voldeed. Ebels meldde dat Jesco diende te verdwijnen omdat het niet meer mogelijk was logeetjes in huis te hebben in de vorm van een dier.

Ook de redactie van het Nieuwsblad van het Noorden sprong op de problemen en meldde dat in november 1970 mej. Timmer vervolgens een aangetekende brief kreeg waarin werd gemeld dat als de hond niet werd weggedaan zij met spoed op zoek diende te gaan naar een ander huisje en wel voor 1 februari 1971. Ze ging niet akkoord en in beroep op grond van het huurbeschermingsbesluit. Het mocht niet helpen want op 25 februari kreeg zij een verzoek te verschijnen voor de kantonrechter.

Volstrekt belemmerend bleek het niet veel later toen ook mej. A. H. L. de Bel, die blind was, als huurster van een huisje in het gasthuis werd  geweigerd. Dit omdat zij in het bezit was van een blindengeleidehond. Terug naar mej. Timmer, die na de uitspraak van de kantonrechter, vond dat ze schandalig was behandeld nadat het bestuur van de Stichting in het gelijk was gesteld. Het was haar opgevallen dat de nieuwe voorzitter Ebels en de rechter elkaar goed kenden. Ze besloot vervolgens te overwegen in hoger beroep te gaan.

De rechter had aangegeven dat, gelet op de toenmalige regels van voornoemde stichting, mej. Timmer onbehoorlijk gebruik had gemaakt van haar woning, ondanks het feit dat de hond in de daaraan voorafgaande jaren niemand tot last was geweest.  Ze werd dus op een heel stomme manier slachtoffer van de reglementen van de Stichting.

De eerder gememoreerde mej. A. H. L. de Bel, had gereageerd op het gegeven dat in een advertentie twee vrijgekomen huisjes in het hofje te huur werden aangeboden. Maar haar verzoek tot huren werd afgewezen omdat ze in het bezit was van een blinden geleide hond. Ze kreeg een negatief antwoord op haar verzoek tot huren en de wens dat men hoopte dat ze elders in Groningen een geschikt onderkomen kon vinden. In die tijd woonde ze in de Surinamestraat, verstoken van elke gewenste zonnestraal.

De Kerkenraad van de Remonstrantsche Gemeenschap roerde zich vervolgens in de kwestie van beide dames en verzocht het bestuur van de stichting van het hofje een verstandig besluit te nemen door geen belemmeringen meer op te leggen tegen het in het bezit hebben van beide honden en de restricties voor andere bewoners voor het houden van dieren ook te laten vallen.

Het maakt mij nieuwsgierig hoe de huidige bewoners van het hofje, gelegen aan de Noorderbinnensingel in Groningen, kunnen omgaan met de regelgeving en of het houden van dieren wel mogelijk is. Een bezoekje leerde mij meer. Wat al direct bij de entree opviel is dat de naam is veranderd in ‘De Rozenhof’ en deze is in eigendom van de woningbouwvereniging De Huismeesters. Het hofje is in de periode 1976-1980 gerenoveerd.

Veel eerder, in 1878, werd de Remonstrantsche Gemeente Groningen opgericht en bleek er al vrij snel de behoefte te zijn aan eigen sociale voorzieningen. Zo werd op voortvarende wijze onder de leden van de kerkgemeenschap geld ingezameld. Hierdoor werd het op 31 mei 1890 mogelijk een stuk grond te kopen en verder het geld te besteden voor de aankoop van achttien huisjes voor een gezamenlijk bedrag van f 75.000,–. Het bestuur besloot vervolgens er nog vijf huisjes bij te laten bouwen. De poort, die toegang verleend tot het gasthuis is geschonken door een aantal kerkleden en de beelden, die werden aangebracht, dragen ‘rust’ en ‘vrede’ uit.

In de beginperiode was het mogelijk om voor de prijs van f 1,50 per week een huisje te huren maar het was ook mogelijk zich in te kopen en uiteindelijk eigenaar van een huisje te worden totdat de dood een einde aan de overeenkomst maakte. Met Pinksteren was er decennia lang de gewoonte dat kinderen van de Remonstrantsche Kerk een zangaubade brachten en de bewoners een fleurig bos bloemen kwamen brengen.

Bij het 75-jarig bestaan werd door de bewoners aan de uit Eelderwolde afkomstige beeldhouwer Anne Smit de opdracht gegeven tot het maken van een beeldje, dat nog immer in de woelige tuin terug is te vinden. En ja, ik kwam het hofje binnen en na 10 meter kwam mij al een poes tegemoet. Huisdieren zijn er gelukkig toegestaan in het Rozenhof.

Hans Knot

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *